In mijn jaaroverzicht van 2024 schreef ik:
Ik heb mijn oog laten vallen op één (en slechts één) specifieke job waarvoor ik mezelf als de geknipte persoon beschouw. Ik heb dus voor het eerst in zo'n twintig jaar een sollicitatiebrief opgestuurd. Het is nu afwachten of de mogelijk toekomstige werkgever mij ziet zitten in die rol.
Ondertussen heb ik bericht gekregen dat ik de job niet heb. Ik ben niet eens voorbij het eerste gesprek geraakt. Op basis van hoe dat verliep kwam dat niet als een verrassing.
Ik had ruim vooraf mijn antwoorden op een standaardvragenlijst van de HR-consultant doorgestuurd en ik kreeg een uitnodiging voor een kennismakingsgesprek. Tot mijn verwondering zou dat online gebeuren, via MS Teams. De laatste keer dat ik voor een dergelijke functie solliciteerde, zou dat geen waar geweest zijn. Maar goed, dat was twintig jaar geleden en ondertussen hadden we de Coronajaren gehad; misschien was dit het nieuwe normaal.
Wat ik niet normaal vond, was dat de consultant niet op tijd online kwam. Na vijf minuten stuurde ik een SMS met de vraag of ik wel de juiste URL had —in het verleden zijn immers wel meer online gesprekken de mist ingegaan omdat mensen op elkaar zaten te wachten in aparte online wachtruimtes. Aangezien ik na tien minuten nog geen antwoord had gekregen, probeerde ik mijn interviewer telefonisch te bereiken, maar ik kwam op een antwoordapparaat terecht. Na een kwartier hing mijn vinger net boven de Send-knop van een email toen de man eindelijk in beeld verscheen.
Het gesprek kon beginnen, of nee, toch niet: de man vond niet meteen mijn antwoorden op het sollicitatieformulier terug. Hij moest op zoek naar de email waaraan ik het in bijlage toevoegde en uit de non-verbale communicatie kon ik zien dat de man het document voor het eerst las toen hij het opende. Hij had er geen flauw idee van wie hij voor zich had.
Toevallig viel zijn oog net op een passage waarin ik mijn rol bij het Industrieel Onderzoeksfonds (IOF) van Universiteit Gent vermeldde. Hij las dit voor en vroeg me wat dat precies inhield, dus deed ik de hele uitleg.
Het IOF valt onder het TechTransfer Office van UGent en financiert universiteitsprojecten die niet enkel een academisch (non-profit), maar ook een economisch (for-profit) doel hebben.
- Als lid van Werkgroep A (verantwoordelijk voor physical sciences; dus niet Werkgroep B met focus op life sciences) geef ik advies over de financierbaarheid van de ingediende dossiers.
- Als lid van het Ghent Entrepreneurial Network (GEN) doe ik hetzelfde, maar dan wat betreft het toekennen van financiële steun aan universiteitsprojecten die voldoende potentieel hebben om binnen de twee jaar als spin-off te incorporeren.
- Als extern (en dus onafhankelijk) lid van de IOF-raad beoordeel ik mee de adviezen van Werkgroep A, Werkgroep B en het GEN om de financiële steun al dan niet te bekrachtigen.
- Ik ben af en toe observator van de zelfreflectie-oefeningen van de verschillende consortia en business developers binnen UGent.
- Ik word soms gevraagd als jurylid bij de sollicitaties van business developers en andere aanwervingen bij Tech Transfer.
- Naar aanleiding van mijn advies wordt er regelmatig een beroep op mij gedaan door business developers van UGent om te brainstormen over mogelijke zakenmodellen van researchprojecten.
Ik vind het heel leuk om dit alles te doen, omdat het me in staat stelt om up-to-date te blijven van interessante technologische evoluties.
Ik was nog maar net uitgepraat, of ik kreeg de vraag: 'Wat is het IOF eigenlijk?'
Ik voelde plaatsvervangende schaamte. Terwijl ik aan het praten was, leek de man de rest van mijn sollicitatieformulier te lezen en ik vroeg me af of hij wel naar mij geluisterd had. Ik herhaalde dus dat IOF de afkorting was van Industrieel Onderzoeksfonds. Er kwamen nog een aantal vragen waarbij de man mij vertelde dat ik teveel van de hak op de tak sprong. Dat kan wel zijn, maar ... als hij zijn huiswerk had gedaan en mijn sollicitatieformulier vooraf had gelezen, dan was hij helemaal mee geweest met wat ik vertelde.
Ik heb toen wat doorgedrukt door over mijn verwezenlijkingen in het verleden te beginnen. Toen ik mijn boeken vermeldde, kwam hij tussenbeide met de mededeling: 'Ik heb ook twee boeken geschreven' (alsof ik dat niet wist; ik had wel online opgezocht wie hij was). Toen ik vertelde hoe ik eigenhandig een product bouwde, er een bedrijf rond oprichtte en dat van start-up tot exit uitbouwde, was hij verrast. Op een bepaald moment noemde hij me een 'Maverick' en toonde hij een schema waaruit moest blijken dat minder dan 1% van alle mensen erin slaagde te bereiken wat ik bereikt had. Dat maakte me ofwel zeer geschikt voor de job, ofwel zeer ongeschikt.
Hij gaf ook mee dat ik zou moeten werken aan mijn communicatie, want die was niet duidelijk genoeg. Mensen dreigden hun aandacht te verliezen omdat ze, zoals hijzelf, niet altijd konden volgen wat ik zei. Ik had veel zin om te zeggen dat een goede communicatie slechts kan als er ook geluisterd wordt, maar ik wist dat die opmerking zinloos was. Ik was spreker op conferenties van Bengaluru, India, tot in San Francisco, Californië. Ik gaf in het verleden gastcolleges aan de AMS, de UCLL, de Solvay Brussels Business School. Zou ik voor dat soort dingen gevraagd worden als ik niet goed kon communiceren?
Ik heb de rollen dan maar omgekeerd en gevraagd of er andere interessante kandidaten waren. Hij vertelde me dat er zeker één kandidaat was die boven alle andere uitstak. Vervolgens begon hij te klagen dat hij enkel een 'Selection'-opdracht had gekregen, en geen 'Search' mocht doen. Zijn selectie mocht dus enkel bestaan uit wie solliciteerde; hij mocht niet zelf actief naar andere kandidaten zoeken —wat normaal gezien typisch is voor een 'Search and Selection'-bureau. Voor mij voelde dat aan als de bevestiging van wat ik al vermoedde. Het interview vond plaats om 13:00, bijna letterlijk tussen de soep en de patatten. Ik ga ervan uit dat er al een gedoodverfde kandidaat door de opdrachtgever naar voor was geschoven en dat die het moest worden. De hele sollicitatieprocedure kwam me voor als een fake nummertje. Een 'objectieve selectie' is verplicht is in die sector, maar als je al vooraf weet wie het zal worden, dan is een 'Selection' goedkoper dan een 'Search'. So it goes...
Omwille van deze sollicitatie had ik mezelf nog geen doel gesteld voor 2025. Nu ik de tweede ronde niet haalde, is het tijd om een eerste doel vast te leggen. Het wordt iets dat ik nog voor de zomer wil verwezenlijken. Tot nu toe schreef ik vooral korte verhalen, de kortste telden soms slechts 250 tot 500 worden. Mijn 'sweet spot' lag tussen de 1.000 en 2.500 woorden. Heel af en toe schreef ik een verhaal van 5.000 tot 7.500 worden.
Nu ga ik eens proberen een langer fictief verhaal te schrijven van meerdere tienduizenden woorden. Tot nu toe heb ik enkel nog maar non-fictie geschreven van meer dan 40.000 woorden.
Sinds ik mijn eerste boek schreef voor Manning Publications (dat is ondertussen ook al twintig jaar geleden), schrijf ik als een 'architect'. Dat betekent dat ik vooraf heel goed weet wat ik ga schrijven: begin, midden en einde zijn al gekend voor ik de eerste zin op papier zet. Bij Manning mocht ik nog geen letter beginnen schrijven vooraleer de volledige inhoudstafel van het boek vastlag en goedgekeurd was. Voor een uitgever biedt dat een houvast: het uiteindelijke resultaat is redelijk voorspelbaar. Ook voor zeer korte verhalen lijkt me dat een goede methode: vaak begin ik vanuit de pointe en bedenk ik vervolgens 'hoe het begon'. Voor het verhaal dat ik nu aan het schrijven ben, koos ik voor de 'gardener' aanpak. Dat betekent dat ik weet waar ik begin, maar nog absoluut niet weet waar het verhaal me zal brengen en hoe het zal eindigen. Voor meer uitleg over die begrippen, zie Architect or Gardener: Which Kind of Writer Are You? Ik ben er zeker van dat ik aan 25.000 woorden zal geraken. Ik weet niet of ik voldoende woorden zal hebben voor een volledig boek. We zullen zien...
Ik ben begonnen met één hoofdpersonage, naar aanleiding van mijn bezoek aan New Orleans vorig jaar. Een gids vertelde hoe de burgemeester van New Orleans een huis wilde inrichten voor Napoleon Bonaparte (Napoleon House). Na Waterloo hoopte Napoleon verbannen te worden naar de US, maar uiteindelijk stuurden de Engelsen hem naar Sint-Helena, een afgelegen eiland zo'n 2000 kilometer van de Afrikaanse kust. Dat intrigeerde me: wat als ik een steampunkverhaal schreef, waarbij Amerikanen uit het Zuiden in 1821 met een stoomboot naar Sint-Helena voeren om Napoleon te ontvoeren in de hoop dat hij (veertig jaar eerder dan in werkelijkheid) een burgeroorlog zou ontketenen? De toenmalige president James Monroe voerde een protectionistische politiek die nadelig was voor de haven van New Orleans; in 1820 ondertekende hij de Missouri Compromise die slavernij verbood boven 36°30′ Noorderbreedte (met Missouri als uitzondering). Dit alles had een grote impact op de economie in het Zuiden. Dat leken me interessante elementen om in mijn verhaal te verwerken.
Ik had nog geen tegenpool voor Napoleon in het Noorden. Eerst dacht ik aan bestaande historische figuren, maar ik kon niet kiezen wie dat dan zou worden. Het gevaar bestond dat ik mij te veel zou laten leiden (en beperken) door historische feiten. Ik had echter net het (zo goed als volledige) verzameld (fictie)werk van H.P. Lovecraft gelezen, en zo rijpte het idee om als tegenpool van Napoleon iemand te nemen:
In 1752 legde founding father Benjamin Franklin al de link tussen de bliksem en elektriciteit. Allesandro Volta bouwde in 1800 de eerste batterij (de Pila di Volta) en hij vond navolging van veel andere Europese wetenschappers die onderzoek deden naar elektriciteit. Wat als ik al die uitvindingen al liet plaatsvinden in het Arkham van 1821? Zo kon ik van de strijd tussen Zuid en Noord ook een strijd maken tussen stoom- en elektrische technologie.
In mijn verhaal Codebrekers dat binnenkort in mijn bundel Onvoltooid toekomstige tijd verschijnt, legde ik al uit hoe een computer zou kunnen werken op hydraulische chips. In dat verhaal is de transistor niet uitgevonden en mislukte project Manhattan. Daardoor heet de San Francisco Bay Area niet 'Silicon Valley', maar 'Steam Valley'. Duitsland is verslagen, maar Japan heeft een geheim wapen ontwikkeld. Een team bestaande uit Fred Terman, William Hewlett, David Packard en Alan Turing moet in een race tegen de klok een oplossing bedenken om dat wapen te neutraliseren. De technologie is pseudo-wetenschappelijk; de eerste versie was zelfs van een zestigtal voetnoten voorzien waarin ik uitlegde wat echt was en wat verzonnen. Ik vond het welk heel fijn om te schrijven en die ervaring wil ik nu eens overdoen, maar dan met andere technologie.
Dit is bijvoorbeeld een schets die ik maakte van een prototype van een elektromotor op gelijkstroom zoals die er in 1821 zou kunnen hebben uitgezien:
Rechts zie je de stator, bestaand uit twee gebogen magneten, ertussen bevindt zich de rotor waarin je zeer schematisch een elektromagneet kunt herkennen. In het midden heb je een stroomwisselaar waaran de rotor verbonden is. Die krijgt via de borsteltjes boven- en onderaan stroom vanuit de batterij die ik links voorstel als een groene ton die er vanbinnen uitziet als een Pila di Volta, maar waarvan de chemische samenstelling binnenin een goed bewaard geheim is. Een complexere versie van deze motor zal door het Noorden gebruikt worden in de strijd tegen de stoommachines van het Zuiden.
Ik ben al een paar weken effectief aan het schrijven en het verhaal begon ondertussen een eigen leven te leiden. Omwille van de context van New Orleans (waar je in bepaalde cafés 'vampierenbloed' kunt bestellen) en Lovecraft (die in veel verhalen verwijst naar het fictieve boek 'Necronomicon') evolueert nu ook naar een strijd tussen vampiers en zombies. Ik schrijf het eerst in het Nederlands, maar ik denk dat ik het uiteindelijk naar het Engels zal vertalen. Ik heb nog geen Nederlandstalige titel, maar in het Engels zou het 'Civil War: Vampires vs. Zombies' kunnen heten.
Ik weet dat het crazy lijkt. Het lijkt vast alsof ik van de hak op de tak spring, en niet kan communiceren. Het is aartsmoeilijk om al die genres (science-fiction, steampunk, retrofiction, horror) op een gebalanceerde manier met elkaar te vermengen. Ik zit nog maar 15.000 woorden ver en ik heb al een paar keer hele stukken moeten herschrijven om het begin te doen kloppen met wat volgt (dat is eigen aan het schrijven als 'gardener'). Ik vind het wel verschrikkelijk amusant om te doen, en dat is wat telt, niet?