Ik ben druk bezig met het herwerken van Oceaanwees. Eerder deze maand kreeg ik te horen dat nog een ander verhaal op een long-list is beland, maar dat verhaal zal moeten wachten tot een volgende bundel, want mijn eerste verhalenbundel is zo goed als af. Ik wacht gewoon nog op de uitslagen van drie wedstrijden vooraleer ik een definitieve versie maak. Ik moet er trouwens ook nog een ISBN-nummer voor aanvragen.
De afgelopen drie weken heb ik uiteraard ook drie verhaaltjes geschreven voor de Wekelijkse Schrijfopdracht van schrijvenonline.org. Zelf ben ik eigenlijk enkel van het eerste tevreden. Bij de andere twee heb ik te weinig nagedacht over de opdracht en er een routineklus van gemaakt. Er zijn immers een aantal nieuwe schrijfwedstrijden uitgeschreven waar ik nu meer aandacht aan besteed.
Opdracht: Reisverslag in je slaapkamer
De zomer is begonnen en we gaan weer massaal op vakantie. Maar waarom zou je reizen als je vanuit je stoel verre reizen kunt maken? Want reizen is niet zozeer een kwestie van bestemming als van instelling. Zo schreef de Franse schrijver Xavier de Maistre twee reisboeken. Hij zat na een duel een aantal weken gevangen op een kamer in Turijn en schreef daar het eerste boek over een reis door zijn kamer. 'Als ik door mijn kamer reis,' schreef hij, 'volg ik zelden een vaste lijn.' Hij zou nog een tweede boek schrijven waarin hij die reis over deed, alleen dan in zijn pyjama.
Schrijf een reisverslag over een tocht door je slaapkamer in maximaal 550 woorden.
Inzending: Op schattenjacht met Jagaya
‘Schip Ahoy! Land in zicht!’
Michael zit op de rand van zijn bed naast zijn trouwe scheepsmaatje, Jagaya de koe. Hij strekt zijn arm zo ver mogelijk uit en kan nog net de leuning van zijn bureaustoel op wieltjes grijpen.
‘Laat ons met deze sloep naar het eiland varen,’ roept Michael opgewonden.
Jagaya staat te springen van ongeduld; ze heeft al lang geen vers sprietje gras meer gezien. Michael klimt in het wankele roeibootje dat vervaarlijk op de golven deint.
‘Kom Jagaya, waar wacht je op? Je hoeft niet bang te zijn.’
Jagaya is niet bang; ze heeft alleen geen dieptezicht meer. Ze draagt de ooglap die Michael voor haar maakte toen ze haar oog verloor en mama niet direct tijd had om haar te herstellen. Het oog is ondertussen terug op de juiste plaats vastgenaaid, maar Jagaya vindt het leuk om er uit te zien als een piraat. Dat is lekker stoer.
Ze waagt de sprong en komt in Michaels armen terecht. Samen roeien ze de stoel in de richting van Michaels bureau. Ze klimmen langs de rotsachtige kliffen tot ze bovenop het eiland staan. Het bureaublad is bezaaid met tekenbladen en kleurrijke stiften. Er liggen ook een paar stapels boeken op.
‘Ik durf wedden dat hier schatten begraven zijn,’ zegt Michael. Jagaya beaamt dit stilzwijgend. Ze heeft een schatkaart ontdekt tussen het papier dat over het eiland verspreid ligt. Met haar poot wijst ze de X aan waar zich een geheimzinnige schat bevindt.
Michael schuifelt voorzichtig op zijn knieën naar de hoek van het eiland en kijkt de afgrond in. Zijn vermoeden klopt: daar beneden steekt een handvat uit de klif. Als hij dat kan bereiken en er de lade mee opent, komen er vast grote rijkdommen tevoorschijn. Helaas, op dat moment raakt hij met zijn voet een toren van boeken die met veel lawaai als rotsblokken het zilte nat in tuimelen.
‘Oei,’ roept Michael in paniek, ‘Wie weet hebben we de Kraken gewekt! Daar komt gedonder van!’
Michael heeft dit nog maar net gezegd, of er klinkt al gerommel in de gang.
‘Vlug Jagaya, geen tijd voor de sloep, we zullen moeten zwemmen.’
Met zijn koe in zijn armen springt Michael van zijn bureau het ruime sop in. Hijgend bereiken ze hun schip en klauteren ze aan boord. Ze liggen net onder zeil wanneer de deur van de slaapkamer met een verblindende bliksemschicht vanuit de overloop opengaat.
‘Michael,’ zegt de Kraken met bulderende stem, ‘wat hebben mama en ik je gezegd? Je moet slapen, niet spelen. Heb je dat begrepen?’
Michael piept over de rand van zijn deken.
‘Ja, papa,’ zegt hij, ‘maar ik kan niet goed slapen.’
‘Dat begrijp ik,’ zegt de Kraken sussend, ‘maar probeer het toch maar. Morgen is de grote dag. We vertrekken vroeg in de ochtend naar de zee.’
Michael staart in het halfduister naar het handvat aan de klif. Deze schat moet hij aan zich laten voorbijgaan. Zijn boot begint zachtjes te schommelen en nog geen kwartier later zijn hij en Jagaya in een diepe slaap verzonken, dromend van de nieuwe kusten die ze binnenkort zullen verkennen en van de schatten die ze er zullen ontdekken.
Opdracht: Bestemming onbekend
De koffers zijn gepakt, de tickets liggen klaar op het vliegveld, maar je weet niet waarheen en met wie.
Zo start de vakantie van jouw personage. Waar gaat hij/zij heen en hoe bevalt hem/haar het reisgezelschap? Wordt het een tripje naar de hel, of een hemelse vakantieromance?
Gebruik circa 500 woorden.
Inzending: Met Rambo op reis
‘Rambo, af! Je weet dat ik niet graag heb dat je tegen me aan springt!’
Dat weet ik inderdaad. Mevrouw Marie heeft het me wel al een miljoen miljard keer gezegd, maar soms is het sterker dan mezelf. Mevrouw Marie heeft mijn leiband vast en dat betekent dat we op stap gaan.
Het wordt niet zomaar een wandeling, want daarnet heeft ze mijn eetbak en mijn drinkbak mooi uitgewassen. Meneer Marie heeft die samen met mijn mand en een groot pak voer naar de auto gebracht. Ook mijn speeltjes en mijn vaccinatieboekje liggen al klaar. Als ik er één aan had, ik deed het in mijn broek van de spanning, want we gaan op reis!
Ik draai rondjes van opwinding rond mevrouw Marie. Waar zouden we heen gaan? Opnieuw naar Vlaanderen? Ik weet dat mevrouw Marie daar vrienden heeft; ze praat er de laatste tijd veel over met meneer Marie. Ze zegt dat ze er graag vertoeft.
Ik vind het daar ook fijn. Het enige nadeel is dat ze daar zo raar praten. Ik begrijp niet altijd goed wat ze zeggen. Als ze me zien, zeggen ze 'Wuk 'n schoon oentje' in plaats van 'wat een mooie hond!' Ze vinden er alles geestig en ze maken er veel leute. Van de beenhouwer in de slagerij krijg ik geen sneetje ham, maar een schelletje hesp. Vlaamse hondjes blaffen niet, ze bassen. Als ik zeg dat ik hen een poepje zal laten ruiken, dan nemen ze dat altijd letterlijk. Je moet er ook goed opletten wat je zegt: poepen betekent er niet wat je denkt dat het betekent.
Maar wat zit ik hier te klagen? Dat alles vind ik best fijn. Ik verheug me op al die nieuwe geuren en kleuren.
‘Je bent Rambo’s snoepjes toch niet vergeten?’ vraagt mevrouw Marie.
‘Nee hoor,’ antwoordt haar man, ‘die zitten al in de koffer. Alles is mee, ook onze bagage.’
Mevrouw Marie klikt mijn hondenriem vast aan mijn halsband. Buiten staat de koffer van de wagen al open. Ik spring er gezwind in. Ik blaf nog even naar Vera, de hond van de buren. De buurman wuift ons uit en roept 'goede reis!' Ik zwaai met mijn staart; meneer en mevrouw Marie zwaaien terug met hun handen.
Ik kijk door de achterruit tot we op de autosnelweg zijn. Wanneer meneer Marie de snelweg oprijdt, ga ik liggen om een dutje te doen. Misschien gaan we wel naar Gent, naar de Gentse Feesten die binnenkort weer van start gaan. Dan kan ik misschien Ayla ontmoeten, het teefje van die rare meneer met zijn gekke verhalen op schrijvenonline.org.
‘Kijk,’ zegt mevrouw Marie wanneer ze een blik in de koffer werpt, ‘Rambo denkt dat hij aan het lopen is.’
In mijn dromen loop ik samen met Ayla een konijntje achterna in de losloopweide bij de Rozebroeken. O wat wordt dat fijn!
Opdracht: Ongebruikelijk
Schrijf 's nachts, in de te vroege ochtend of na zonsondergang, misschien op een ongebruikelijke plaats zoals naast de wasmachine. Wat valt er te zien? Maximaal 300 woorden.
Inzending: Seoul bij nacht
Het begint te duisteren in Seoul. Morgen is het maandag en hebben we een belangrijke vergadering in Gangnam. Om zeker op tijd te zijn, zijn we een dag vroeger naar Zuid-Korea afgereisd. Om de tijd te doden, wandelen we langs de oever van de Han-rivier. Het is eind januari, maar door al de lichtjes lijkt het wel alsof het nog Kerstmis is.
Plots spreekt een man mijn vrouw aan: ‘You blonde, where you from?’
‘We’re from Belgium,’ antwoordt mijn vrouw. Toen we in het hotel aankwamen, was er in de lift ook al een man die haar haar aanraakte. De enige andere blonde mensen die we vandaag in de stad tegenkwamen, waren hippe jongens die perfect naar de nieuwste Koreaanse mode gekleurd en gemodelleerd waren. Een natuurlijk blonde vrouw is hier een zeldzaamheid.
‘You want to take cruise on River Han?’ vraagt de man.
Mijn vrouw en ik kijken elkaar aan. Waarom ook niet? We hebben de hele avond vrij; zoveel kans om toerist te zijn op onze vele reizen hebben we niet. We laten ons verleiden en kopen een ticketje voor twee.
‘You lucky!’ zegt de man, ‘Tonight special night! Music cruise tonight!’
We zijn de enige Westerlingen die inschepen. Aan boord wordt van alles omgeroepen waar we niets van begrijpen. Pas na intensief luisteren, merken we dat er naast Koreaans ook Engels gesproken wordt, maar we slagen er niet in alle Engelse woorden te ontcijferen.
‘Cum Koreano Koreanus eris,’ zeg ik in potjeslatijn. We volgen onze Koreaanse medepassagiers die zich na een voor ons onverstaanbaar bericht op de intercom in groep naar het dek begeven. Daar overvalt ons het zicht op de skyline van Seoul bij nacht. De weerkaatsing van de vele lichtjes maakt van de rivier een abstract kunstwerk waar we onze ogen niet kunnen van af houden. We worden er stil van.
Na een half uur weerklinken er nieuwe mededelingen door de luidsprekers. De boot maakt rechtsomkeert en iedereen gaat benedendeks. In een zaaltje dat wat oubollig aandoet, heeft er zich vooraan een orkestje opgesteld.
Een man met een gitaar doet wat aan stand-up comedy. De hele zaal lacht met zijn grappen. Wij lachen mee ondanks het feit dat we geen iota begrijpen van wat hij zegt. Gelukkig is de taal van de muziek universeel. Na een optreden van een twintigtal minuten, is er weer interactie met het publiek. Wanneer de saxofonist een persoonlijke versie van ‘Happy Birthday’ speelt voor een vrouw een paar rijen voor ons, snappen we wat er gevraagd werd.
De volgende dag vragen onze Zuid-Koreaanse zakenpartners tijdens de vergadering of we een fijn weekend hebben gehad. We vertellen over onze ervaring onder Koreanen.
‘Wat gek,’ zeggen onze gesprekspartners, ‘Wij wonen al ons hele leven in Seoul en we hebben zelf nog nooit zo’n cruise op de Han-rivier gedaan.’