Er is geen teken van herkenning wanneer ik in de spiegel kijk. Ik zie een ongeschoren man, net uit bed, maar nog vermoeid. Ik poets mijn tanden.
Het is een lange, droge zomer geweest, maar de laatste weken van augustus hebben we flink wat regen gekregen. Ook vannacht heeft het geregend. Ik speur de tuin af naar de hond. Het is een gewoonte die moeilijk af te leren is na veertien jaar, denk ik, wanneer ik besef dat ze er niet meer is. We hebben haar gisteren laten inslapen.
- Denk jij soms aan de dingen die we onderweg verloren?
- Onvermijdelijk.
- Hoe ga je daarmee om?
- Door mooie herinneringen te koesteren.
Mooie herinneringen. Ze geven me een dubbel gevoel. Blijheid om wat we hadden; droefheid om wat we verloren.
- Ben je niet bang ooit iets te verliezen dat onvervangbaar is?
- Ooit verliezen we onszelf. Ook dat is onvermijdelijk.
Ik vertrek naar mijn werk, en de dag verschilt in niets van de vorige. Ik zit vast in een onderhandeling die voor geen meter beweegt. Ik had deze dag evengoed kunnen overslaan, denk ik, terwijl ik naar huis fiets.
Ik mis onze hond. Ik kon altijd met haar praten als ik ergens mee zat. Ze sprak mij nooit tegen, alsof ik altijd gelijk had.
Ik zou nooit iemands hond kunnen zijn.